zondag 18 november 2018

De vissenkom


Ik heb de afgelopen week weer veel gedacht aan die ene zaterdagmiddag, nu ruim twee jaar geleden; jouw dronken ontboezeming in het trappenhuis, terwijl je plukte aan de mouw van je regenjas. Dat ik je daarna – toegegeven – vrij hard tegen de muur heb geduwd verdient zeker geen schoonheidsprijs, maar in het licht van alle dingen die er zijn gezegd en voorgevallen, vind ik het in retrospectief nog steeds een te rechtvaardigen move. Actie is reactie, nietwaar?

Hoe dan ook, ondanks alles vind ik het fijn om te horen dat je nu helemaal geen last meer hebt van je schouder en dat je je werk in de kapsalon weer hebt kunnen oppakken. Zelf ben ik inmiddels verhuisd naar een wat kleiner appartement, nét buiten de ring. Naast me woont een jongen in een scootmobiel die altijd enthousiast ‘hallee’ roept als hij me ziet en die minimaal één keer per week heel hard Pink Floyd draait. Twee verloren zielen, voor eeuwig rondzwemmend in een vissenkom: nooit meer zal ik wakker kunnen liggen zonder dat oorverdovende beeld naast me op het kussen.

Die twee zwemmende zielen, Anke, dat zijn wij natuurlijk. In theorie zouden we elkaar niet hoeven tegenkomen, zolang we maar in dezelfde richting rondjes blijven zwemmen, met voldoende tussenruimte. Maar ik voel je aanwezigheid nog dagelijks, ook nu ik verhuisd ben. Ja, ik heb mijn werk, en op dagen met veel afspraken en deadlines ben je even heel ver weg, maar zodra ik dan thuis ben en met een flesje Amstel op de bank zit, is het alsof je elk moment weer binnen kunt lopen met een dampende pan zelfgemaakte nasi. De scherpe geur van komijn en ketoembar, de stroperige satésaus, het aanzoek op het strand van Seminyak…

Hè verdomme, nou zit ik hier toch weer te janken. Nogmaals bedankt voor je brief, meis. Mocht je weer een keer in de buurt zijn, laat je het me dan weten? Je bent meer dan welkom om mijn nieuwe stulpje te komen bewonderen en een bak koffie of iets sterkers te komen doen. Je hoeft niet bang te zijn: het mooie van een vissenkom is dat-ie geen scherpe randen of nare afstapjes heeft.

maandag 19 maart 2018

Misselijk

Het begon met een vage misselijkheid en het gevoel dat ik elk moment flauw zou kunnen gaan vallen. Nu was ik wel eens vaker misselijk, zeker na een avondje doorhalen in de kroeg op de hoek, maar deze misselijkheid was anders; minder nadrukkelijk, en juist daardoor des te méér aanwezig. De huisarts verwees me na lang aandringen door naar de specialist, maar ook die kon – na twee uitgebreide onderzoeken – niets vinden. Af en toe nam de misselijkheid een paar dagen af, om vervolgens weer keihard toe te slaan. De aanvallen werden steeds heviger, en steeds vaker ging ik 's middags eerder naar huis om op de bank te gaan liggen.

Toen ik na een paar maanden tegen een stoeprand en een paaltje aanknalde nadat ik achter het stuur onwel was geworden, meldde ik mij wederom bij de huisarts. Die schreef me antidepressiva voor – dat doen huisartsen altijd als ze het niet meer weten – en verwees me door naar een psycholoog, een wat oudere man met grijs haar die Van der Spank heette en in wiens werkkamer, naast een bureau en twee stoelen, alleen een koelkastje en een ondergestofte nepplant stonden. Hij kwam na een sessie of drie tot de conclusie dat mijn klachten psychosomatisch van aard waren en dat de oorzaak waarschijnlijk school in een onverwerkt jeugdtrauma. Ja, mijn inmiddels overleden ouders waren al vroeg uit elkaar gegaan, en als kind was ik zenuwachtig en onzeker geweest, maar een trauma? Toch bleef Van der Spank er maar op hameren, en uiteindelijk stemde ik – ook om van het gezeur af te zijn – in met een aantal EMDR-sessies bij een met hem bevriende therapeut. Toegegeven: de klachten verdwenen een paar maanden naar de achtergrond, maar dat voorjaar kwam de misselijkheid nog heviger terug.

Dit is nu twee jaar geleden. Mijn werk als freelance Lean-consultant heb ik grotendeels moeten opgeven, en omdat ik de huur van mijn appartement niet meer kon opbrengen woon ik nu illegaal in een vakantiehuisje op een camping. Het is behelpen, en zeker in de winter kan het vrij koud worden, maar de buren – Mies en Jac – zijn enorm aardig. Mies brengt me regelmatig zelfgemaakte soep of brood, en Jac helpt me – als ik weer eens te ziek ben om op te staan – met kleine reparaties in en om het huis.

Ik zou echt niet weten wat ik zonder hen moest beginnen. Maar ja, Mies en Jac zijn er ook niet altíjd natuurlijk, en met de rest van de vaste campingbewoners heb ik geen overdreven goed contact. Misschien moet ik een kat nemen. Ja, een kat: dat is misschien nog niet eens zo'n slecht idee, alhoewel allergieën wel bij ons in de familie zitten, dus het is even afwachten hoe dat uitpakt.