Ik heb de
afgelopen week weer veel gedacht aan die ene zaterdagmiddag, nu ruim twee jaar
geleden; jouw dronken ontboezeming in het trappenhuis, terwijl je plukte aan de
mouw van je regenjas. Dat ik je daarna – toegegeven – vrij hard tegen de muur heb
geduwd verdient zeker geen schoonheidsprijs, maar in het licht van alle dingen
die er zijn gezegd en voorgevallen, vind ik het in retrospectief nog steeds een te rechtvaardigen move. Actie
is reactie, nietwaar?
Hoe dan ook,
ondanks alles vind ik het fijn om te horen dat je nu helemaal geen last meer
hebt van je schouder en dat je je werk in de kapsalon weer hebt kunnen oppakken.
Zelf ben ik inmiddels verhuisd naar een wat kleiner appartement, nét buiten de
ring. Naast me woont een jongen in een scootmobiel die altijd enthousiast ‘hallee’ roept als hij me
ziet en die minimaal één keer per week heel hard Pink Floyd draait. Twee verloren zielen, voor eeuwig rondzwemmend in
een vissenkom: nooit meer zal ik wakker kunnen liggen zonder dat oorverdovende beeld
naast me op het kussen.
Die twee zwemmende
zielen, Anke, dat zijn wij natuurlijk. In theorie zouden we elkaar niet hoeven
tegenkomen, zolang we maar in dezelfde richting rondjes blijven zwemmen, met voldoende tussenruimte. Maar
ik voel je aanwezigheid nog dagelijks,
ook nu ik verhuisd ben. Ja, ik heb mijn werk, en op dagen met veel afspraken en
deadlines ben je even heel ver weg, maar zodra ik dan thuis ben en met een flesje
Amstel op de bank zit, is het alsof je elk moment weer binnen kunt lopen met
een dampende pan zelfgemaakte nasi. De scherpe geur van komijn en ketoembar, de
stroperige satésaus, het aanzoek op het strand van Seminyak…
Hè verdomme,
nou zit ik hier toch weer te janken. Nogmaals bedankt voor je brief, meis. Mocht
je weer een keer in de buurt zijn, laat je het me dan weten? Je bent meer dan
welkom om mijn nieuwe stulpje te komen bewonderen en een bak koffie of iets
sterkers te komen doen. Je hoeft niet bang te zijn: het mooie van een vissenkom is dat-ie geen
scherpe randen of nare afstapjes heeft.