donderdag 28 maart 2013

Avenue C, vier uur 's ochtends

De blonde bassiste bij de Japanse sakébar had het op een servetje geschreven: Avenue C, nummer 62. Toen ik aankwam was er niets dan een grijze deur, met een blauw lampje erboven. Ik twijfelde, maar het adres leek te kloppen. Ik overwon mijn angst (altijd weer die angst), duwde de deur open en worstelde mezelf door een dik, rood gordijn. Voor ik het wist scheen er een zaklampje in mijn gezicht; de portier vroeg me op barse toon om tien dollar entree en mijn identiteitsbewijs. Ik haalde een biljet van tien dollar tevoorschijn, liet mijn Nederlandse paspoort zien, kreeg een goedkeurend knikje en liep naar de bar om een koud tapbiertje te bestellen. Ik keek om me heen. Dit moest het dan zijn: Nublu, obscure maar wereldberoemde aanmeerplek voor verweesde jazzmuzikanten. De ruimte was gevuld met uitgelaten mensen: vrouwen en mannen, dun en dik, alle kleuren door mekaar. Op het lage podium stonden vijf blazers in lijn opgesteld; achter hen zat een drummer met een bontmuts en een pilotenbril op zijn kop. De kale bassist speelde een stuwend ritme, trompet, trombone en saxofoons buitelden over mekaar heen in een fontein van geluid. Mensen dansten, ik dronk meer bier en begon ook mee te bewegen, het was onverbiddelijk, en na een tijdje vond ik mezelf terug, op de dansvloer, met mijn jas nog aan en mijn armen hoog in de lucht. Eenmaal buiten, een paar uur later, vroeg een dakloze om een dollar, en ook voor hem was ik niet bang meer, om vier uur ’s ochtends op Avenue C.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten